Een marathon lopen is als het lezen van een goed boek. Na een tijdje weet je niet meer dat je het doet.
Het klopt dat we sedert de uitvinding van de boekdrukkunst 500 jaar geleden vooral lineair leerden denken. Op school en aan de unief leerden we lange teksten lezen en schrijven, wij leerden vooral memoriseren, synthetiseren, reproduceren en werden daarop streng afgerekend. Kortom nogal eenzijdig de linkerhersenhelft actief. In de virtuele snoepwinkel leer je eerder vertakt denken, rizomatisch, zoals de wortels van planten almaar uitdijen in je tuin. Als een fladderende vlinder of een zoemend bijtje ga je via hyperlinks een andere denkweg volgen, vooral de rechterhersenhelft actief met pop-ups, geluidjes, updates, links en beelden, een wereld van sterkere gewaarwordingen, permanent verstrooid. Het menselijk brein, zoals elk dierlijk brein, is afgestemd op die verstrooidheid, het zoekt continu nieuwe prikkels, het wil zien wat er in zijn onmiddellijke omgeving gebeurt: voedsel vinden, zal die leeuw mij aanvallen, waar vind ik een goeie plek voor een dutje, welk knap wijfje of mannetje valt er te versieren?
In feite appelleert het internet meer aan wat we echt zijn, nl. beestjes. Onbewust sluit dat aan bij hoe ons brein werkt, bij onze leef- en denkwereld, bij onze informatieverslaafde hersenen zeg maar. Meet je de hersenactiviteit bij iemand die een boek leest of iemand die surft op internet dan ligt die activiteit vele malen hoger bij internetten. Dat verklaart veel over het succes van dit medium, zeker bij jonge mensen. Snel zappen-scannen-klikken, links-rechts-boven-onder en dus meer “sensatie” voor onze grijze materie. Wat ’n contrast met “saai” lezen, je focussen op één tekst. Mij verbaast het niet dat jongeren het moeilijk hebben zich te concentreren op langere teksten, met concentratie tour court.